Faillissementen en aansprakelijkheid bij vzw’s: de regels op een rij

Sinds mei 2018 ziet de wetgeving rond faillissementen er een stukje moderner uit. Dit zogeheten insolventierecht bevat niet alleen een aantal nieuwigheden voor bedrijven, maar ook voor vzw’s. De meest in het oog springende verandering? Ook vzw’s kunnen nu failliet gaan. En daaraan gerelateerd: bestuurders kunnen makkelijker aansprakelijk worden gesteld.

Aangezien een vzw historisch niet voldeed aan de definitie van handelaar bleef zij van het toepassingsgebied van de faillissementswet uitgesloten.

Vanaf 2019 komen de regels voor vzw mee in het Wetboek Vennootschappen. De meeste worden behouden, maar één dogma wordt wellicht geschrapt: vzw’s zullen vanaf dan makkelijker handelsactiviteiten mogen uitvoeren. Maar meer daarover later op de SBB-blog.

De essentie: het begrip ‘ondernemer’

Vóór mei 2018 konden enkel handelaars officieel een faillissement aanvragen. Voor vzw’s, maar ook zelfstandige landbouwers, beoefenaars van vrije beroepen, stichtingen en vennootschapsvormen met een burgerlijk doel, was dat nog niet mogelijk. En dat leidde in de praktijk soms tot problemen.

Tegenwoordig is het begrip ‘ondernemer’ een stuk breder: het gaat om elke natuurlijke persoon die een zelfstandige beroepsactiviteit uitoefent en quasi elke organisatie, met of zonder rechtspersoonlijkheid.

Faillissement in de praktijk

Hoe werkt deze nieuwe insolventiewet (de vroegere ‘faillissementswet’) nu concreet?

  • Alle insolventieprocedures verlopen voortaan via een online platform ‘Regsol’. Alleen natuurlijke personen die niet worden bijgestaan door een raadsman kunnen nog een papieren schuldvordering indienen via de griffie.
  • Om een faillissement te vermijden, kan een vzw nu ook een aanvraag tot gerechtelijke reorganisatie doen, of een ondernemingsbemiddelaar aanstellen.
  • Je kan een gerechtsmandataris of voorlopig bewindvoerder aanstellen om je vzw tijdelijk te besturen (bijvoorbeeld als het bestuur grove fouten heeft gemaakt).
  • Onder bepaalde voorwaarden kan de aansprakelijkheid van je bestuurders in het gedrang komen (zie hieronder).

Bestuurders meer aansprakelijk

Traditioneel lopen bestuurders van een vzw een persoonlijk aansprakelijkheidsrisico in volgende gevallen:

  • Interne aansprakelijkheid: door een fout in hun bestuur, schending van de vzw-wet of inbreuk op de statuten.
  • Externe aansprakelijkheid: door een buitencontractuele fout ten opzichte van een derde partij.
  • Strafrechtelijke aansprakelijkheid: door een strafrechtelijke inbreuk.

Aan dit rijtje kunnen we nu ook deze aansprakelijkheidsgronden toevoegen:

  • Aansprakelijkheid wegens kennelijk grove fout: een fout van een bestuurder die bijgedragen heeft tot het faillissement (zoals de medewerking aan fiscale fraude).
  • Bijzondere aansprakelijkheid inzake ‘wrongful trading’: doordat een bestuurder een evident reddeloos verloren onderneming probeerde voort te zetten.

 

Niet voor kleine vzw's

Let wel: deze laatste twee vormen van aansprakelijkheid gelden niet voor vzw’s die een vereenvoudigde boekhouding voeren of voor ‘kleine’ vzw’s. Om onder die categorieën te vallen, mag je slechts één van deze criteria overschrijden:

  • Vijf voltijdse werknemers (in VTE)
  • Jaarlijks 312.500 euro ontvangsten (excl. btw)
  • Een balanstotaal van 1.249.500 euro

In de praktijk: reken op je SBB-expert

Info rond faillissementen of aansprakelijkheid? Speel op zeker en schakel tijdig de hulp in van een expert. Wij ondersteunen je graag met raad en daad.

 

Annette Philips
Annette Philips
senior consultant accountancy & fiscaliteit